‘Maar je hebt toch veel vakantie?’ Leerkrachten die durven klagen over hun job, hebben het vorige week weer mogen horen. En ja, werken in het onderwijs kan inderdaad heerlijk zijn. Dat heeft echter weinig te maken met vakantiedagen en veel meer met de voldoening die je kan halen uit het zinvolle en uitdagende werk dat je als schoolteam verzet.
Jammer genoeg halen bij te veel onderwijsprofessionals gevoelens van frustratie en onmacht het tegenwoordig van voldoening. Daarbij wordt onder andere met de vinger gewezen naar de hoge verwachtingen van het gewoon onderwijs op vlak van inclusie. Het lijkt alsof steeds meer kinderen in het gewoon onderwijs bijzondere zorgnoden hebben, wat het lesgeven op zich steeds moeilijker maakt. Leraren willen echt wel redelijke aanpassingen doen voor elk kind dat er nood aan heeft, maar ze zijn geen -peut of -oloog en voelen zich steeds vaker onbekwaam. Op vlak van inclusie zijn de grenzen van ons klassieke onderwijsdenken bereikt.
Dat is het gevolg van het medisch-individuele model dat in het Vlaamse onderwijs al decennia meegaat. Kort door de bocht gesteld gaat dat er vanuit dat je bij het lesgeven focust op ‘normale’ leerlingen. Voor wie op een of ander vlak afwijkt van die norm, doe je aanpassingen. Zijn die aanpassingen te groot, dan behoort je leerling tot de 5,6% die we in Vlaanderen naar het buitengewoon onderwijs sturen. Ter vergelijking: het Europese gemiddelde bedraagt 1,7% en daalt. Bijgevolg zitten een pak Vlaamse onderwijsmiddelen én kennis in ons buitengewoon onderwijs. De Commissie Inclusief Onderwijs rekende het even uit: als je het buitengewoon onderwijs grotendeels laat versmelten met het regulier onderwijs, krijgt een school met 300 leerlingen er zo’n 11 leerlingen bij, maar ook 3,6 voltijdse collega’s. Is dat niet een puzzelstuk dat scholen kan sterken in de overtuiging dat verregaande inclusie wel haalbaar is? En als je vindt van niet, wat is dan het alternatief?
In ieder geval is het medisch-individuele perspectief niet langer houdbaar. We moeten af van onderwijs gericht op ‘normale’ leerlingen, waarbij we steeds meer aanpassingen doen voor de andere. Dat is niet meer realistisch. We hebben te evolueren naar een mindset waarbij elke school voor zijn eigen context, evidence informed onderzoekt hoe het onderwijs zo kan organiseren dat het zoveel mogelijk leerlingen vooruit helpt. Het aantal noodzakelijke individuele aanpassingen wordt dan een pak kleiner. Die richting is hier en daar al ingeslagen. Onderwijsmensen zijn ondernemers en dus zijn heel wat scholen in Vlaanderen al volop hun volgende stap vooruit op vlak van inclusie aan het uitproberen, ondersteund door de leersteuncentra. De manier waarop ons onderwijs is georganiseerd werkt inclusie echter tegen. Een straffe beleidskeuze dringt zich op.
Tegelijk hoeven we in het onderwijs niet te wachten op de overheid. Goed onderwijs bieden aan iedereen: dat wil elke leerkracht. Het is meestal niet het lesgeven, maar alle ruis errond die te veel leraren naar de uitgang of in een burn-out duwt. Dat betekent dat we om inclusief onderwijs mogelijk te maken niet enkel te kijken hebben naar de inclusievraagstukken. We hebben ook verder te bekijken hoe we leraren maximaal ruimte kunnen geven voor de kern van hun werk: goed lesgeven aan iedereen. Want dat willen ze, of ze nu houden van het woord inclusie of niet.
Comments